Tien tips over wat je als go-speler wel moet doen en wat juist niet


Het onderstaande is voor beginners en/of huis-tuin-en-keuken-spelers misschien niet altijd even relevant of begrijpelijk.
Maar voor club- en toernooispelers is het verplichte kost!
1. Gebruik maken van fysiek geweld

Van alle vechtsporten is go ongetwijfeld de meest agressieve en gewelddadige. Go ís in feite agressie en geweld. Maar dan wel altijd: binnen de ring. Dus óp het go-bord en niet daarbuiten.

Er is één uitzondering op deze regel. Wie onverhoeds wordt aangevallen door een horde moordlustige monniken, zoals de samoerai Sato Tadanobu in 1185, heeft het recht het go-bord te gebruiken om zich te verdedigen. (En dat deed Tadanobu dan ook. De monniken werden één voor één verpletterd.)

Bij gebrek aan moordlustige monniken komt dit soort toegestaan geweld niet vaak meer voor in de go-wereld. Níet toegestaan geweld trouwens ook niet. Conflicten tussen go-spelers worden over het algemeen uitgevochten óp het go-bord en niet daarbuiten.

2. Het met duim en wijsvinger de stenen op het bord zetten

Het is misschien wat overdreven om het op klunzige wijze de stenen op het bord zetten — dus met duim en wijsvinger zoals beginners plegen te doen, in plaats van met wijs- en middelvinger zoals het hoort — als een gruwelijke misdraging te beschouwen, maar het verdient toch zeker aanbeveling om dit zo snel mogelijk af te leren. Als reden hiervoor wordt meestal aangevoerd dat het gebruik van de (lange, dunne) middelvinger in plaats van de (dikke) duim dient om te voorkomen dat stenen die al op het bord staan ongemerkt worden verschoven, maar eigenlijk is het vooral een kwestie van esthetiek. Dat geklungel met duim en wijsvinger is gewoon niet om aan te zien!

Ik geef toe, je moet een klein beetje moeite doen om het te leren, maar zo moeilijk is het echt niet. Honderdvijftig miljoen Chinezen, Japanners en Koreanen kunnen het ook. Zouden wij, westerlingen, het dan niet kunnen? Zie hier een (zeer kort) filmpje waarin goed te zien is hoe het moet met die middelvinger. De manga Hikaru no go (zéér aanbevolen!) bevat ook diverse plaatjes die wat de middelvinger betreft niets te raden overlaten.

3. Kabaal maken

Serieus go-spelen - in een toernooi bijvoorbeeld - vereist opperste concentratie. Elke vorm van geluid kan daarom storend zijn. Gek genoeg zijn vooral geluiden die gemaakt worden door mensen die hun uiterste best doen om géén geluid te maken — mensen die heel voorzichtig een snoepje uitpakken bijvoorbeeld, of mensen die 'heel zachtjes' een in hoekje van de zaal gaan staan fluisteren — het meest hinderlijk.

Onder hinderlijk kabaal maken valt ook:

4. Het laten afgaan van een mobiele telefoon

Het laten afgaan (of laten 'piepen') van een mobiele telefoon tijdens een partij (of überhaupt in een omgeving waar zich go-spelers bevinden) is misschien wel de ergste vorm van kabaal maken die er is. Een doodzonde. Hier hoef ik verder geen woorden aan vuil te maken.

5. 'Atari' zeggen

Hierover kan ik kort zijn: nooit doen! Alleen absolute beginners, of mensen die de verkeerde boekjes hebben gelezen (The Game of Go van Arthur Smith bijvoorbeeld), willen dit nog wel eens doen, maar als je je ergens belachelijk mee maakt is het wel hiermee.

Een heel enkele keer zegt een go-speler wel eens 'atari!' bij wijze van grap. Maar met het maken van grapjes moet je, zeker tijdens een officiële partij, erg voorzichtig zijn. Een opmerking die is bedoeld als onschuldig grapje kan door je tegenstander helemaal verkeerd worden opgevat en dat leidt soms tot vervelende situaties. Go is een bloedserieuze zaak. Vergeet dat nooit.

6. Terugzetten

Ook dit is iets wat je nooit doet! Hooguit kan, in een leerpartij, de sterkere speler de leerling een zet terug laten nemen, maar dit is dan ook de enige situatie waarin een zet terugnemen legitiem is.

7. Je bemoeien met (het vaststellen van de uitslag van) andermans partij

Iedereen weet dat je dat niet moet doen, maar iedereen weet ook dat de verleiding soms (te) groot is. Toch: niet doen! Als spelers het niet eens zijn over de uitslag van een partij (iets wat overigens hoogst zelden voorkomt) of als je als toeschouwer meent een onregelmatigheid te constateren is er maar één iemand die de problemen kan oplossen: de wedstrijdleider.

8. 'Gevonden' stenen

Een vaste regel is dat bijvoorbeeld een witte steen die, tijdens de partij of tijdens het tellen, wordt gevonden in de bak met zwarte stenen (of bijvoorbeeld op de grond) altijd beschouwd wordt als een niet-gespeelde steen en dus thuishoort in de bak met witte stenen. Een op deze manier 'gevonden' steen telt dus nooit als een gevangen steen. (Als volstrekt duidelijk is dat het wel om een gevangen steen gaat, geldt deze regel natuurlijk niet. Zó maf zijn we nu ook weer niet in de go-wereld.)

8. Winnen en verliezen

De winnaar van een partij go heeft het recht om vijf minuten onbescheiden te zijn. Daarna wordt hij geacht te beseffen dat hij gewoon geluk gehad heeft en dat hij op wel honderd manieren had kunnen verliezen. De verliezer kan zich troosten met de gedachte dat hij wat geleerd heeft en zijn tegenstander niet (en dat die bovendien gewoon geluk gehad heeft). In de praktijk gebeurt dit ook altijd, en dat is precies de reden waarom het op go-toernooien altijd zo gezellig is.

9. Tenslotte nog een paar 'kleine' dingetjes

Bij een gelijk-op-partij (dus zonder voorgift) is het gebruikelijk dat zwart zijn eerste zet doet in de rechterbovenhoek (dat is dus de linkeronderhoek van de tegenstander). Het idee hiervan is dat de rechteronderhoek van de tegenstander dan vrij blijft. Dit is een beleefdheidsregel waaraan, als je ervan afwijkt, geen ernstige consequenties zijn verbonden.

Bij voorgiftpartijen is de volgorde van het plaatsen van de voorgiftstenen in principe ook aan (beleefdheids)regels gebonden. Maar geen hond die die regels kent. En zelfs in Japan hoef je niet voor je leven te vrezen als je dit niet helemaal goed doet. Ik ben er in ieder geval levend weer vandaan gekomen, hoewel ik ongetwijfeld diverse keren tegen die regels gezondigd heb. (Wie geen enkel risico wil nemen: de regels zijn op internet te vinden.)

10. Het opruimen van de stenen

Als laatste toch nog best wel een dingetje: het opruimen van de stenen na afloop van een partij. Elke speler ruimt (alléén) zijn eigen stenen op en niet ook die van de tegenstander. Ik heb zelf wel eens bij het opruimen ook een paar stenen van mijn (Japanse) tegenstander opgepakt en in zijn bakje gegooid. De man was zó verbijsterd dat hij helemaal vergat om mij met het samoerai-zwaard dat achter hem stond, mijn kop eraf te hakken. Ik heb geluk gehad!


© 2021 Robert Rehm